1.7 reizen en verkeer

 

Dat mensen op reis gaan is niet nieuw; in deze streken gebeurt dat al heel lang.

Met één groot verschil: tegenwoordig gaan we uit vrije wil op stap.

 

Vroeger was dat niet zo: wie niet dringend van huis moest,

bleef in zijn vertrouwde omgeving.

Reizen was eeuwenlang een gevaarlijke en vermoeiende bezigheid.

Er waren vrijwel geen wegen, goede vervoermiddelen ontbraken.

Plaatsen om te overnachten stelden weinig voor.

En niet zelden werden wegen en paden onveilig gemaakt

door overvallers.

Bovendien was reizen voor velen ook in ander opzicht een beangstigende onderneming.

De meeste mensen  kwamen niet verder dan hun eigen omgeving; wat daarbuiten lag was niemandsland.

Wie zich ver van huis waagde, wist dus nooit wat hem kon overkomen en vreesde het ergste.

Dus ging men alleen op reis als het per se moest: om handel te drijven, een bedevaartplaats te bezoeken of werk te vinden.

 

Zo meldt de Haarlemse onderwijzer Willem van den Hull, dat zijn grootvader één keer per jaar op reis ging.

De man leefde aan het einde van de 18e eeuw.

Elk voorjaar vertrok hij vroeg in de ochtend uit Maartensdijk,

een dorp bij Utrecht.

Hij ging te voet, want geld voor trekschuit of diligence had hij niet.

Na twaalf uur lopen kwam hij aan in Bloemendaal, bij Haarlem, waar hij de gehele lente en zomer werkte als tuinknecht bij een rijke familie.

In oktober liep hij langs dezelfde route weer terug naar Maartensdijk.

Zijn kleinzoon vond het vermeldenswaard dat opa al die jaren

maar één keer was overvallen.

 

Reizen kostte tot nog niet zo erg lang geleden veel tijd.

.

De trekschuit ging niet veel sneller dan een wandelaar,

en de diligence schoot ook niet echt op door de slechte wegen.

trekschuit            de-benzine-schaarste-van-1940-en-de-komst-van-de-dilligence

trekschuit                               diligence

 

http://www.frieslandzoalshetwas.nl/afbeeldingen/december%201878/Stoombootdienst.jpgPas in de 19de eeuw kwam daarin verandering.

Nederland kreeg spoorlijnen, stoombootdiensten en stoomtramlijnen.

Deze nieuwe vervoermiddelen verplaatsten de reiziger met een snelheid van zo’n 20 à 40 kilometer per uur.

 

 

 

 

Er kwamen verharde wegen; op de veiligheid van de reiziger werd beter toegezien;

de overnachtingsmogelijkheden verbeterden en

veel belangrijker nog er kwamen snellere en betere vervoermiddelen.

 

Slechts weinigen hadden een reden om op reis te gaan.

Bovendien hielden gebrek aan tijd en de hoge prijzen de gewone man

uit trein en tram.

Zo kostte in 1850 een enkele reis Amsterdam-Haarlem per trein,

derde klas, 45 cent.

Een gemiddelde arbeider moest daar in die tijd een halve dag voor werken. Dus liep hij maar, als het per se moest.

 

Voor de rijken waren deze nieuwe en snelle vervoermiddelen

een uitkomst.

Ze stelden hen in staat betrekkelijk goedkoop naar exclusieve plaatsen te reizen, aan de kust of naar verre oorden in Duitsland, België en Zwitserland.

 

Maar de meeste Nederlanders hadden eenvoudigweg niet genoeg

vrije tijd en in elk geval te weinig geld.

Ze kwamen niet veel verder dan het dorpsplein, het café om de hoek,

de markt en de onmiddellijke omgeving van de eigen woonplaats.

 

http://fotovanhilversum.punt.nl/upload/Bedfordbus_1s.jpg

 

Na de Tweede Wereldoorlog maakte Nederland

een grote ontwikkeling door.

Vrije tijd en een redelijk inkomen was er vanaf de jaren zestig voor iedereen.

Reizen in je vrije tijd en voor je plezier werd zo mogelijk voor iedereen.