De remmen

Als je plotseling moet stoppen kun je natuurlijk van je fiets springen.

Maar remmen is handiger.

Remmen zijn er in verschillende soorten: knijpremmen, trommelremmen en terugtrapremmen.

Maar allemaal werken ze met hetzelfde principe.

Je vergroot de wrijving op het wiel.

 

 

Bij de allereerste remmen werd een metalen blokje tegen de bovenkant van de band geduwd.

Door de wrijving wordt het wiel afgeremd.

 

Dit systeem heeft een groot nadeel. De band slijt erg snel.

 

Daarna werd de terugtraprem uitgevonden.

Die wordt nog steeds over de hele wereld gebruikt.

De terugtraprem werkt door de beweging van de pedalen om te keren.

Je trapt niet vooruit maar achteruit.

Daardoor worden binnenin het achterwiel een metalen schijf tegen het binnenste

van de naaf gedrukt.

Deze rem is erg sterk en kan het achterwiel blokkeren en laten slippen.

De meeste fietsen in ons land hebben knijpremmen.

Aan het stuur zitten handgrepen die met een kabel verbonden zijn met

remblokjes.

Door in de handvaten te knijpen worden aan beide kanten van het wiel de remblokjes tegen de velg aangedrukt.

Het nadeel van deze remmen is dat ze minder goed werken bij nat weer.

Als je lang moet remmen (bijvoorbeeld als je van een berg af gaat) kunnen de remblokjes en de velg behoorlijk heet worden.


Sommige fietsen hebben trommelremmen of schijfremmen.

Deze zitten op de naaf van het wiel. Als je aan de remhendels trekt

schuurt een remschijfje tegen de metalen schijf aan waardoor wrijving ontstaat.

Ook deze remmen kunnen gloeiend heet worden

Als je remmen op het voorwiel en het achterwiel hebt dan is het belangrijk om gelijkmatig op beide wielen te remmen. Als je een

flinke snelheid hebt en je remt alleen met het voorwiel kun je zomaar over de kop gaan.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb